F.I.P.
In de catterywereld is FIP een woord dat zeer moeilijk kan worden uitgesproken.
Wanneer bij een cattery een kat of een verkocht kitten sterft aan FIP, wordt dit meestal met de grootste omzichtigheid verborgen gehouden, uit angst een blaam over de cattery te krijgen.
Deze handelswijze wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een gebrek aan correcte informatie en de vele bakerpraatjes rond dit onderwerp.
In de hoop dit taboe te kunnen doorbreken probeerde ik wat verduidelijkende gegevens op een rijtje te zetten.
De geraadpleegde bronnen hiervoor zijn :
www.dapsirius.be
www.dr-addie.com
Graag mijn dank : aan Dr. Delphine Criel en Dr. Gerda Van De Werf (dierenarts werkzaam in dierenartspraktijk Sirius te Mechelen.) en aan Dr. Els Cornelissen labo virologie Rijksuniversiteit Gent voor het nalezen en becommentariëren van deze tekst.
Wat is FIP?
FIP is een belangrijke doodsoorzaak bij katten.
De ziekte wordt veroorzaakt door het coronavirus.
Bijna alle katten zijn drager van dit coronavirus. Het virus vermenigvuldigt zich binnenin de kat, en tijdens deze vermenigvuldiging kan er af en toe iets fout gebeuren, waarbij het virus muteert. Door zulke mutaties ontstaat het eigenlijke FIP-virus dat de kat zwaar ziek kan maken. (Je zou het kunnen vergelijken met kanker bij de mens: al onze cellen vermenigvuldigen zich, en als hierbij een fout gebeurt kan een ‘slechte’ cel zich verder delen en een tumor veroorzaken.)
Men spreekt van Feliene (kat) Infectieuze (ontsteking) Peritonitis (buikvlies).
Deze benaming is niet helemaal correct omdat het niet een ontsteking is van het buikvlies zelf, maar een ontsteking van de bloedvaten (vasculitis) die in het buikvlies lopen.
Waarom het FIP virus bij de ene kat wel ontstaat en bij de andere niet is onduidelijk.
De ziekte kan zich in twee vormen voordoen :
Natte FIP
Dit is de acute vorm van deze ziekte. In dit geval zijn vele bloedvaten beschadigd.
Wanneer dit in de buikholte voorkomt zwelt de buik op door buikwaterzucht (ascites).
Bij beschadiging van de bloedvaten in de borstholte, lekt er vocht in de borstholte en krijgt de kat ademhalingsproblemen. De verdere symptomen zijn koorts, verlies van eetlust, vermageren, geelzucht en bloedarmoede.
De algemene toestand van de kat gaat zeer snel achteruit. Ze heeft nog enkele dagen tot hooguit weken te leven nadat ze FIP heeft gekregen.
Droge FIP
Dit is de chronische vorm van de ziekte. Aanvankelijk zijn er vage klachten zoals verminderde eetlust, karakterveranderingen, sloomheid, verminderde activiteit. Er doet zich ook hier geelzucht voor die je kan waarnemen aan de binnenkant van het ooglid en de oren, die er geel uitzien. Vele katten vertonen eveneens symptomen in de ogen : de iris (het gekleurde deel rond de pupil) verandert van kleur en heeft vaak een troebel uitzicht.
Bij zowel droge als natte FIP heeft de ziekte een dodelijke afloop.
Dragers van het coronavirus
84 % van alle katten (dit zijn bijna alle katten!) is drager van het coronavirus.
In catteries zou 5% van de dragers FIP ontwikkelen (hoewel het moeilijk is om hier een percentage op te plakken).
Aangezien bijna alle katten drager zijn levert het bepalen van het aantal antistoftiters tegen dit virus geen eenduidige informatie.
Een kat met FIP heeft hogere titers, doch een perfect gezonde kat kan even hoge titers hebben zonder daarom FIP te hebben.
Hoe verloopt de besmetting met het coronavirus?
Het virus wordt uitgescheiden via de ontlasting, neus- en ooguitvloei.
Bij besmetting met het coronavirus, dat op zich een onschuldig virus is, zijn er geen ernstige gevolgen. De kat kan soms wat braken of wat diarree van voorbijgaande aard hebben.
Onderzoek en behandeling
Het bloedonderzoek dat wordt gedaan om FIP te diagnosticeren geeft slechts voor 90 % zekerheid rond het vermoeden van FIP. De diagnose zelf kan pas na een autopsie worden vastgesteld (dus na het overlijden van de kat).
Er zijn een aantal andere aandoeningen die eveneens deze symptomen geven, dus het is wel belangrijk dat de dierenarts alle mogelijkheden onderzoekt.
Tot nog toe is er geen behandeling voor FIP. Door het toedienen van medicatie kan men het verloop wel vertragen, maar ook dit vertraagde verloop wordt gevolgd door het overlijden van de kat. Een reden om toch wel na te denken of onze huisvriend een onnodige lijdensweg moet ondergaan, en hier de beslissing te nemen welke voor U het meeste in aanmerking komt.
De FIP-vrije cattery
n realiteit bestaat deze cattery niet. Theoretisch gezien kan men proberen een cattery coronavrij te maken door 0,0 antivirustiters scorende katten in de cattery op te nemen en het aantal katten beperkt te houden.
In de praktijk houdt dit dan ook in dat men deze cattery volledig van de buitenwereld moet afschermen. (je katten in een glazen bokaal?)
Immers kattenshows, buitendekkingen, bezoekers die ook katten hebben zijn uit den boze omdat de kat daar sowieso een coronabesmetting van oploopt. Eveneens wanneer je kittens de cattery verlaten lopen ze elders corona op.
Het is een straatje zonder einde…………
Hoe kan je het risico verkleinen dat het coronavirus muteert naar het FIP virus?
· Minimaliseer de stress bij de kat. Beperk het aantal nieuwkomers in de cattery. Laat voldoende tijd tussen nesten.
· Optimaliseer de voeding.
· Maximaliseer de kattenbakhygiëne.
Is de fokker verantwoordelijk wanneer een kat FIP krijgt?
Neen, tenzij de kat al ziek was op het moment dat ze verkocht werd (wat zeer snel na de verkoop duidelijk wordt).
Niemand kan voorspellen noch voorkomen of een kat FIP ontwikkelt.
Sommige fokkers geven een garantie van één jaar op FIP bij aankoop van een kittten. Dit is iets wat de fokker zelf bepaalt. Wel is het belangrijk dat de fokker zijn standpunt hierin duidelijk maakt zodat latere discussies kunnen worden vermeden.
Immers goede afspraken maken goede vrienden ………
Wat kan je eventueel doen wanneer je de pech hebt dat je kat FIP ontwikkelt?
Gezien er wetenschappelijk nog niet veel tegen FIP te beginnen is, is het belangrijk het onderzoek hierrond te ondersteunen. In universiteiten moet men bij gebrek aan studiemateriaal gezonde katten besmetten en FIP laten krijgen om een oplossing voor het probleem te kunnen zoeken!
Sta me toe jullie te vertellen wat er gebeurde toen mijn 8 maanden oude, o zo lieve katertje FIP kreeg...
Nadat het bloedonderzoek en de symptomen uitwezen dat er 90 % kans op FIP was (hij vertoonde (ook) de kenmerken van droge FIP), had ik een gesprek met mijn dierenarts rond de onderzoeken naar FIP. Ik besloot de wetenschap te helpen een middel naar FIP te zoeken.
De dierenarts regelde alles met de RUG (Rijksuniversiteit Gent), en de volgende dag bracht ik mijn katertje naar de praktijk waar een heel vriendelijke juffrouw van het onderzoeksteam te Gent me opwachtte. Ze gaf me verduidelijkende uitleg over wat er met mijn katertje zou gebeuren. Hij zou meegaan naar Gent en daar onmiddellijk worden geëuthanaseerd op dezelfde manier als bij de dierenarts, waarna onmiddellijk de autopsie zou volgen. Immers wanneer het katje bij de dierenarts zou inslapen en daarna naar de universiteit moeten vervoerd worden, zouden belangrijke organismen, die moeten onderzocht worden, onderweg afsterven. Ik begreep dit heel goed en nam afscheid van mijn katertje. Enkele dagen later vernam ik dat men heel veel belangrijke informatie rond wat er zich in zijn lichaampje afspeelde had kunnen verzamelen. Dit was voor mij een grote troost. Ik was hem sowieso kwijt, maar nu had zijn dood een betekenis. Zijn dood helpt andere katten in de toekomst te beschermen. Hij is niet voor niets gestorven.
Besluit
Je ziet, zowel voor dierenarts, fokker als eigenaar is FIP een enorm frustrerend probleem. Men kan de ziekte niet voorkomen, niet genezen en een juiste diagnose stellen is vaak heel moeilijk, een vaccin geeft zo goed als geen bescherming…
Vele fokkers en sommige eigenaars krijgen vroeg of laat met FIP te maken.
Wordt het niet de hoogste tijd dat we dit grote taboe doorbreken en deze ziekte meer openheid geven en bespreekbaar maken?
Artikel samengesteld door Inge Muyldermans.

PolycysticKidneyDisease
Wat is Polycystic Kidney Disease – PKD ?
PKD is een erfelijke nieraandoening, waarbij er reeds van bij de geboorte cysten aanwezig zijn, meestal in beide nieren. Deze cysten zijn holtes gevuld met vocht, die uitgaan van het normale nierweefsel. Bij kittens zijn deze holtes in de meeste gevallen zeer klein (1 à 2mm) en naarmate de dieren ouder worden gaan ze in omvang toenemen (tot meer dan 2cm). In één nier kunnen er 20 tot meer dan 200 cysten aanwezig zijn.
Ook bij de mens is PKD een veel voorkomende erfelijke afwijking met wereldwijd meer dan 5 miljoen aangetaste personen.
Rassen waarbij PKD voorkomt
De Pers is tot hiertoe de meest aangetaste raskat. Aangezien dit ras zeer regelmatig voor outcross gebruikt wordt, zien we PKD nu ook bij vele andere rassen opduiken. Rassen die een percentage perzisch bloed meedragen en dus risico lopen zijn onder andere de Exotic Shorthair, de Selkirk Rex, de Britse Korthaar, de Scottish Fold, de Heilige Birmaan, de Ragdoll, de Amerikaanse korthaar, de Devon Rex en de Maine Coon. Ook bij de Noorse Boskat, de Sphynx, de Oosterse Korthaar, de Cornish Rex, de Abbessijn, de Somali, de Manx en de Burmees werden er ooit Perzen gebruikt.
Symptomen van PKD
Of een kat al dan niet ziek wordt van PKD is afhankelijk van de grootte en het aantal cysten in beide nieren. Een dier gaat tekenen van nierfalen (nierinsufficiëntie) vertonen als de cysten te veel plaats innemen in de nier, zodat het normale nierweefsel als het ware verdrongen wordt. Op het moment dat er te weinig normaal nierweefsel overblijft, kunnen de nieren niet meer normaal functioneren en zal de kat ziek worden. De eerste tekenen van de ziekte treden meestal op tussen 3 en 10 jaar, maar soms ook op veel jongere leeftijd.
In het begin zijn de klachten dikwijls vaag. Een kat zal wat meer drinken en plassen, de eetlust gaat wat verminderen en de vacht ziet er wat dof uit. Als de nier- insufficiëntie vordert gaat het dier steeds minder eten, vermageren en eventueel beginnen braken. Soms is er bloed bij de urine en er kan een zeer slechte muilgeur aanwezig zijn. Eens er nierfalen aanwezig is, kan dit niet meer genezen worden. Met een aangepaste behandeling kan met deze dieren wel nog een ganse tijd in leven houden (zie verder).
Belangrijk om weten is dat niet alle katten met PKD uiteindelijk in nierinsufficiëntie gaan. Dieren met weinig en/of zeer kleine cysten gaan nooit tekenen van PKD vertonen.
Normale nierAangetaste nier bij een kitten van 6 wekenAangetaste nier, terminaal, volwassen kat
Behandeling van PKD
Tot hiertoe bestaat er geen enkel middel om de ontwikkeling van PKD, dus de groei van de cysten tegen te gaan. Preventief kan er buiten het elimineren van PKD-positieve fokdieren (sterilisatie of castratie) dus niets gedaan worden. Een behandeling moet enkel ingesteld worden als een kat symptomen van nierinsufficiëntie ontwikkelt. Uitgedroogde en/of brakende dieren worden best enkele dagen aan een infuus gehouden. Eens de kat stabiel is, is een speciaal nierdieet de belangrijkste behandeling. Dergelijk dieet bevat een lager gehalte aan eiwitten en weinig fosfor. Bij vergevorderde patiënten kan de dierenarts bijkomende medicatie geven, zoals maagzuurremmers, kaliumsupplementen en antibiotica indien nodig. Gemotiveerde eigenaars kunnen hun dieren thuis zelf vocht toedienen onder de huid.
PKD komt niet alleen bij katten voor, maar ook bij mensen. Ook daar wordt gezocht naar een behandeling van deze afwijking, zodat er misschien in de toekomst toch een behandeling mogelijk zou worden.
Diagnose van PKD
Onlangs is in de Verenigde Staten het gen geïsoleerd dat verantwoordelijk is voor PKD bij de kat. Een commerciële DNA test, die zeer betrouwbaar zou zijn, is voor het ogenblik in ontwikkeling. Dergelijke DNA test geeft natuurlijk geen idee over het aantal cystes en de grootte ervan.
Voorlopig is echografie de gemakkelijkste manier om PKD te diagnosticeren. De meeste dieren moeten hiervoor niet verdoofd worden.
Ofwel wordt de kat op de rug gelegd en wordt er een rechthoek geschoren ter hoogte van de navel langs waar beide nieren kunnen bekeken worden. Een andere methode is de nieren langs de zijkant in beeld te brengen via kleine geschoren vierkantjes op de beide flanken. De eerste methode is meer aangewezen voor showdieren aangezien de geschoren zone minder zichtbaar is. Sommige katten hebben een zeer dunne beharing zodat ze eventueel kunnen getest worden zonder te scheren. Bij deze dieren wordt de vacht eerst bevochtigd met alcohol om lucht tussen de haren te verwijderen. Het is belangrijk een echo te laten uitvoeren door een dierenarts die vertrouwd is met dergelijk onderzoek en die beschikt over de juiste apparatuur (7.5 – 10 MHz transducer).
Om na te gaan of er bij een kat reeds nierinsufficiëntie aanwezig is, wordt er een bloedonderzoek en eventueel een urine-onderzoek gedaan. Veranderingen worden pas gezien als twee derde van het normale nierweefsel aangetast is. In het bloed wordt vooral gekeken naar de rode bloedcellen (eventueel te laag) en ureum, creatinine en fosfor. Deze laatste drie stoffen gaan stijgen als de nier niet meer normaal functioneert. In de urine kijkt men naar de concentratie (te laag bij slechtwerkende nieren) en of er geen tekenen zijn van een urineweginfectie of eiwitverlies via de nier.
Vererving van PKD
Een kat heeft 38 chromosomen, die telkens per twee liggen, dus 19 paar. Van elk chromosoom zijn er twee omdat er één afkomstig is van het moederdier en één van het vaderdier. Deze chromosomen bevatten genen. Een gen is verantwoordelijk voor bepaalde eigenschappen zoals haarkleur of een normaal gevormde nier en is dus ook telkens twee maal aanwezig. Op een gegeven moment kan er iets fout gaan met een gen waardoor er in het lichaam een abnormaliteit optreedt (bv vorming van cysten in de nieren). We spreken dan van een mutatie. Deze mutatie kan dan eventueel overgeërfd worden door de kittens.
PKD wordt overgeërfd op een autosomaal dominante wijze. “Autosomaal” wil zeggen dat de afwijking niet op de geslachtschromosomen gelegen is. Het geslacht speelt dus geen rol, zowel poezen als katers worden getroffen door de aandoening. “Dominant” wil zeggen dat als een kitten het abnormale gen erft van één van beide ouders, het sowiezo de ziekte zal ontwikkelen. Bij een recessief overgeërfde aandoening moeten zowel moederdier als vaderdier de abnormaliteit doorgeven om de ziekte tot uiting te brengen.
De overerving van een ziekte is ook afhankelijk van het feit of de ouderdieren homozygoot, heterozygoot of vrij zijn voor PKD. Zoals gezegd is elk gen steeds in tweevoud aanwezig. Eén gen is afkomstig van vader en het andere van moeder. Homozygoot voor PKD wil zeggen dat een kitten twee abnormale genen krijgt, dus zowel van vader als moeder. Er bestaat veel twijfel of deze kittens wel voorkomen. Waarschijnlijk gaan ze dood voor de geboorte of kort erna. Heterozygoot betekent dat een kitten één normaal gen krijgt en één PKD gen. Dergelijke dieren kunnen aan hun nakomelingen dus ofwel een normaal gen ofwel een PKD gen doorgeven. Een PKD- vrij kitten erft twee normale genen en zal dus geen PKD kunnen doorgeven aan zijn nakomelingen. Er bestaan dus geen “dragers” die de aandoening niet hebben, maar ze wel doorgeven.
Practisch zijn er dus maar enkele mogelijkheden:
Eén ouderdier vrij van PKD + één ouderdier heterozygoot: kittens hebben 50% kans om PKD te erven.
Moederdier heterozygoot + vaderdier heterozygoot: kittens hebben 75% kans om PKD te erven.
Beide ouderdieren vrij van PKD: alle kittens vrij van PKD
Bij het bekijken van dergelijke percentages is het belangrijk te bedenken dat de kansberekening moet gezien worden op een groot aantal kittens. Bij het gooien met een muntstuk heeft men ook 50% kans om kop of let te gooien, maar het is mogelijk om bv 6x na elkaar kop te gooien. In een nest van 4 kittens dat 50% kans loopt op PKD kunnen dus alle diertjes aangetast zijn of met wat geluk geen enkel.
Wat kan ik doen als kweker ?
Eerst en vooral is het belangrijk om PKD positieve dieren op te sporen via echografie (en/of DNA test). Ervaren dierenartsen kunnen soms al cysten zien bij kittens tussen 8 en 12 weken. Indien er op deze leeftijd geen cysten gezien worden, is dit geen garantie dat het dier PKD vrij is. Een definitieve diagnose kan maar gesteld worden vanaf de leeftijd van een jaar. Na de test wordt er een certificaat afgeleverd waarop duidelijk de naam en de stamboomnummer van de kat vermeld staat. Naar de toekomst toe moet er gestreefd worden naar het identificeren van alle fokdieren door middel van een chip.
Dieren die zeer intensief voor de fok gaan gebruikt worden en vooral dan dekkaters, worden best nog een tweede maal getest op de leeftijd van twee jaar.
Katten waarbij slechts één cyste wordt aangetroffen in één nier, worden toch best aanzien als PKD positief, omdat de meeste hiervan op latere leeftijd toch meerdere zichtbare cysten gaan vertonen ofwel nakomelingen met PKD gaan produceren.
Eens men verder fokt met enkel PKD vrije dieren, kan men de volgende jaren af en toe “steekproeven” doen, d.w.z. af en toe nog eens een nakomeling testen. Op deze manier is PKD vrij gemakkelijk te elimineren uit een cattery. Indien er dieren aangekocht worden uit andere catteries, is het belangrijk te vragen naar een certificaat en niet af te gaan op een mondelinge garantie dat de dieren PKD vrij zijn. Een andere mogelijkheid is een koopvernietigen-de garantie op PKD vragen en de nieuwe aanwinst zo snel mogelijk zelf laten testen.
Dieren waarbij PKD is vastgesteld worden best gesteriliseerd of gecastreerd. Als er grote cysten aangetroffen werden, kan er jaarlijks bij de vaccinatie een bloedonderzoek gedaan worden. Als de creatinine-concentratie boven de normale waarde ligt, wordt het dier best op een nierdieet geplaatst.
Dierenarts Mw. Ingrid Putcuyps
H.C.M.
HCM staat voor Hypertrophic CardioMyopathy. Hypertrofie betekent verdikken, Cardio staat voor hart en Myopathie betekent afwijking of ziekte.
HCM is dus een afwijking van het hart, waarbij een verdikking een rol speelt.
Een kattenhart is, net als ons hart, een pomp met 4 kamers. Zuurstofarm bloed komt aan de rechterkant van het hart en wordt naar de longen gepompt om zuurstof op te nemen. Het zuurstofrijke bloed komt binnen aan de linkerkant van het hart en wordt via de aorta naar het lichaam gepompt.
Tussen de kamers zitten kleppen om te voorkomen dat het bloed de verkeerde kant uitgaat.
We hebben een rechter- en een linkerkamer (onder), en een rechter- en linkerboezem (boven), gescheiden door de hartkleppen.
Bij HCM verdikt de spier van de linkerkamer. Dit kan de werking van het hart op verschillende manieren beïnvloeden:
linkerkamer:
- de hartkamer verkleint door de verdikking waardoor er minder bloed in kan
- de wand wordt stijver waardoor de vulling van de kamer minder efficiënt wordt
- de druk tijdens de ontspanning van de spier is niet voldoende waardoor de druk op de bloedvaatjes in de longen verhoogt. Hierdoor kan vocht op de longen komen.
Bij elke hartslag wordt dus minder bloed gepompt dan normaal. Als de bloedtoevoer naar de vitale organen te laag wordt, zal de hartslag versnellen.
Als de bloedtoevoer naar de nieren langere tijd onvoldoende is, wordt er een hormoon vrijgegeven welk de aanmaak van bloed stimuleert. Daardoor verhoogt de bloeddruk en bijgevolg ook druk op de hartkamer nog meer waardoor het hart kan falen.
linkerboezem:
- deze kan vergroten doordat door het verkleinen van de linkerkamer waardoor het bloed niet snel genoeg weg kan. Door deze vergroting vertraagt in de boezem de bloedstroom waardoor klonters kunnen ontstaan. Als deze klonters in de bloedsomloop terechtkomen, kunnen deze aders verstoppen. Een voorbeeld hiervan is verlamming van de achterpoten door een bloedklonter op de plaats waar de hoofdader splitst naar de beide achterpoten.
Hartklep:
- deze kan door de druk in de linkerboezen in de linkerkamer geduwd worden, waardoor de toevoer naar de aorta geblokkeerd wordt
- de klep kan vervormen waardoor bloed terug kan vloeien naar de linkerboezem.
Diagnose
HCM wordt vastgesteld als de afwijking aan de linkerkamer niet het gevolg is van een andere aandoening of ziekte.
HCM is erfelijk. HCM wordt vererft als een polygene, autosomaal dominante eigenschap. Dit wil zeggen dat het voldoende is dat 1 van beide ouders de afwijking draagt om dit aan de kittens door te geven. Afhankelijk van de ouders zal de helft tot het hele nest HCM ontwikkelen. Polygeen wil zeggen dat er meerdere genen in het spel zijn en dat de ernst van de afwijking kan variëren.
Het is mogelijk dat een kat met HCM geen klinische verschijnselen vertoont. De kat kan ademhalingsproblemen hebben of ernstig hartfalen, verlamming in de achterpoten of plots overlijden. De meeste tekenen zijn onopvallend. Sommige katten vertonen een verhoogde hartslag, hartruis of een hartgalop (een extra hartgeluid door het terugvloeien van bloed in het hart) als de afwijking erger wordt.
Een echocardiogram met kleur Doppler is de beste manier om HCM te diagnoseren. Ook een gespecialiseerde dierenarts die de resultaten correct kan interpreteren, is noodzakelijk. Een elektrocardiogram en/of Röntgenfoto’s kunnen bijkomende informatie verstrekken, maar zijn niet geschikt voor een goede diagnose. Aangezien HCM evolueert, is het raadzaam dit onderzoek periodiek te laten uitvoeren, zeker ingeval nestgenootjes of minstens 1 der ouders HCM ontwikkeld heeft. De dierenarts dient ook te controleren of de afwijking het gevolg kan zijn van een andere ziekte. Als het een raskat betreft is het zeer belangrijk dat de eigenaar van een kat met HCM de fokker op de hoogte stelt, zodat die maatregelen kan treffen en dat de fokker de eigenaar op de hoogte brengt als er HCM in de lijnen optreedt.
Sinds 2006 is een genetische test beschikbaar voor een mutatie van het MyBPC3 gen (HCM1), een mutatie waargenomen bij een groep HCM lijders bij Maine Coons. Van de mutatie van het MyBPC3 (Myosin Binding Protein C 3) is ondertussen geweten dat het verantwoordelijk is voor een verhoogd risico op klinisch HCM bij alle Maine Coons. Hoe sterk de invloed van het gen is, is nog niet bekend. Bij ongeveer 50% van HCM positief gescreende Maine Coons (echo of post mortum onderzoek) was het HCM1 gen betrokken. Dit wil zeggen dat de overige 50% te wijten zijn aan andere genen/mutaties.
De test is niet aangewezen om HCM uit te sluiten, en is eveneens niet aangewezen bij andere rassen.
De test is ook niet aangewezen om HCM aan te tonen. Niet alle HCM1 positieve katten ontwikkelen een (ernstige) vorm van HCM.
Beslissingen betreffende fokken met HCM1 positieve katten dienen zorgvuldig overwogen te worden. Het uitsluiten van HCM1 positieve katten betekent 30-35% van de Maine Coons uitsluiten van fok, wat funest kan zijn voor de gezondheid en diversiteit van het hele ras.
HCM1 heterozygoot positieve Maine Coons (heterozygoot = 1 gemuteerd gen) kunnen met HCM1 negatieve partners gekruisd worden. HCM1 negatieve kittens uit deze combinaties kunnen dan weer gebruikt worden voor fok.
Het gebruik van HCM1 homozygote Maine Coons (homozygoot = 2 gemutterde genen) wordt niet aanbevolen.
Het testen met echo is nog steeds noodzakelijk. Enerzijds kan de rol van HCM1 beter worden bepaald, anderzijds detecteert deze test vormen van HCM, niet gerelateerd aan HCM1
Genetisch onderzoek zit in de lift en andere interpretaties en ontwikkelingen kunnen een rol spelen bij de verdere ontwikkeling van de testen.
Behandeling
HCM kan momenteel niet behandeld worden.
Als de afwijking het gevolg is van een andere ziekte, kan het behandelen van die ziekte tot een verbetering van de harttoestand leiden.
Medicatie kan voorgeschreven worden in een poging om risico op hartfalen te verminderen. Hierover beslist de behandelende dierenarts. Deze dient dan ook de kat regelmatig te onderzoeken om te zien hoe de kat op de medicatie reageert. Naarmate de afwijking evolueert wordt de behandeling ook moeilijker. De vooruitzichten van een kat met HCM zijn - spijtig genoeg - niet rooskleurig.
De eigenaar van een kat met HCM dient nauw te letten op veranderingen in het gedrag van de kat en een dierenarts te raadplegen als de kat zich niet goed voelt. Veranderingen in de ademhaling (snellere of diepere ademhaling) kan wijzen op hartfalen en heeft onmiddelijke aandacht nodig.
Prognose
Het verloop van HCM is moeilijk te voorspellen. De ziekte kan jaren sluimeren en dan plots toeslaan. Het verloop kan zeer snel gaan of kan in de loop der jaren langzaam verergeren. Een kat met HCM kan een volledig normaal leven hebben of op jonge leeftijd overlijden.
Het is in ieder geval niet verantwoord te fokken met een kat die HCM heeft.


Giardia
Giardia is een protozoa (ééncellig organisme) en komt veel voor in de ingewanden (maagdarmkanaal) van vele dieren, ook bij katten (en mensen). De microscopisch kleine parasiet hecht zich vast aan het oppervlak van de darmen, of zweeft in het slijmvlies van de darmen. Als het darmepitheel aangestast wordt, wordt de verstering en opname van voedsel verstoort en treedt diarree op. Katten kunnen besmet zijn met Giardia organismen, zonder tekenen van ziekte te vertonen. Ze vormen wel een haard van besmetting voor andere dieren.
Diarree, bloederige of slijmige (stinkende) stoelgang dikwijls met een flinke gasproductie wordt het meest waargenomen bij jonge kittens. Giardia kan een ernstige impact hebben op de gezondheid van ondervoede en gestreste kittens of zieke volwassen of oudere katten, en kan o.a. door dehydratie, dodelijk aflopen.
In dichtbevolkte situaties zoals catteries, pensions of asielen kan Giardia (en een aantal andere infecties en parasieten) hoogtij vieren. Stress is hier gewoonlijk ook hoger waardoor dieren gevoeliger worden aan infecties.
Levenscyclus
Giardia komt in twee vormen voor: een beweeglijke vorm die zich voedt en leeft in de darmen en een onbeweegslijke cyste welke uitgescheiden wordt met de stoelgang. De vorming van een cyste neemt plaats bij de overgang van de dunne naar de dikke darm. De cysten zijn vrij resistant en kunnen maanden overleven in een voldoende vochtige omgeving.
Dieren worden besmet door het verorberen van cysten. De cysten breken open in het darmstelsel en laten de beweeglijke vorm vrij (trophozoïde). Giardia plant zich voort door celdeling.
De verschillende species van Giardia verschillen structureel niet veel. Men noemde de Giardia naar de gastheer waar hij aangetroffen werd. Giardia Canis bij honden, Giardia Felis bij katten, Giardia Bovis bij runderen, enzovoort. Men is er ondertussen achter gekomen dat 1 Giardiasoort verschillende gastheren kan besmetten, en men is afgestapt van de indeling aan de hand van de gastheer.
Giardia wordt voornamelijk doorgegeven via besmet voedsel of drinkwater. Cysten worden ook in riviertjes aangetroffen. De beweegslijke vorm kan ook besmettelijk zijn, maar aangezien deze buiten het lichaam van de kat niet lang kan overleven is dit geen belangrijke vorm van besmetting.
En wij?
Giardia is de meest voorkomende darmparasiet bij mensen. De tekenen zijn hetzelfde als bij de kat (diarree) en o.a. bekend als Tourista. Het belang van onze huisdieren als besmettingsbron voor mensen wordt nog onderzocht. Tot anders bewezen wordt, moeten we aannemen dat Giardia doorgegeven wordt van dier op dier, en van dier op mens. Vooral mensen met immunodeficientie (chemo, aids, ...) dienen heel voorzichtig te zijn om een besmetting te voorkomen.
De kat
Klinische tekenen variëren van geen bij asymptomatische dragers naar een terugkerende milde diarree, een zachte, lichtgekleurde stoelgang, tot een acute exposieve diarree bij ernstige gevallen. Andere tekenen zijn gewichtsverlies, lusteloosheid, slijmen in de stoelgang en weinig eetlust. Deze tekenen zijn echter ook normaal bij andere darmproblemen en zijn niet specifiek voor Giardia.
Giardia is niet makkelijk aan te tonen en een grondig onderzoek van de patient is belangrijk. Een diagnose kan bevestigd worden door het aantonen van cysten of de beweeglijke vorm in stoelgang. Een negatief resultaat betekent echter niet dat Giardia niet aanwezig is. Giardia wordt periodiek afgescheiden en meerdere onderzoeken van stoelgang over een periode van 7 tot 10 dagen kan nodig zijn. Er zijn speciale kleurstoffen om de microscopische boosdoeners te helpen identificeren.
Gezien de moeilijkheidsgraad om Giardia aan te tonen wordt onderzoek in een laboratorium aanbevolen.
Behandeling
Giardia kan behandeld worden. Uw dierenarts zal een behandeling voorschrijven, en als het over een groep katten gaat, zal gewoonlijk heel de groep behandeld moeten worden, ook de dieren die geen klinische verschijnselen hebben maar wel dragers kunnen zijn. Giardia wordt spijtig genoeg door de meeste dierenartsen tot de zeldzame besmettingen gerekend en er wordt eerst naar andere parasieten (wormen) of infecties gezocht. Bij hardnekkige, langdurige diarree bij volwassen katten en vooral bij acute diarree bij kittens dient de mogelijkheid op een Giardiabesmetting toch in overweging genomen te worden.
Antibiotica wordt slechts zelden toegedient, aangezien dit de darmflora nog meer in de war kan sturen.
Best kan een lichtverteerbaar dieet worden gegeven, in kleine hoeveelheden verdeeld over de dag. Het eenvoudigst is een hypoallergeen dieetvoer te gebruiken (bij de dierenarts verkrijgbaar), welk weinig vet en lactose bevat en een juist gehalte aan voedingsvezels. Ook dient opgelet te worden dat de kat niet uitdroogt.
Heel belangrijk is ook het veelvuldig reinigen en ontsmetten van de omgeving, de voedsel- en drinkbakjes, ligbedjes, borstels en kattenbakken.
Bedenk dat Giardia ook voor u besmettelijk kan zijn, en vooral kinderen kunnen hier gevoelig voor zijn, dus een grondige aanpak van het probleem is noodzakelijk.
Feline Leukemia Virus
Wat is Feline Leukemia Virus (FeLV)?
FeLV is een retrovirus, zo genoemd vanwege de manier waarop ze zich gedragen in geïnfecteerde cellen. Ze produceren een enzyme - omgekeerd transcriptase - welk hen toelaat copies van hun eigen DNA in dat van de cel te copieren. Ook al zijn ze gerelateerd, zijn FeLV en FIV (Feline Immunodefiency Virus) twee verschillende virussen (andere vorm, genetisch andere opbouw, ziektebeeld is anders). Het ziektebeeld lijkt in beide gevallen sterk op elkaar, de manier waarop de ziekte veroorzaakt wordt, verschilt. Het is normaal dat een kat met FeLV ook FIV heeft.
Feline staat voor kat, Leukemia is een vorm van bloedkanker. Het virus tast o.a. het beendermerg aan, welk zorgt voor de aanmaak van rode bloedcellen.
Hoe wordt een kat besmet?
Katten besmet met FeLV komen wereldwijd voor. Het virus wordt door een besmette kat royaal verspreid in speeksel en bij niezen, en ook in urine, feces en via de melk bij zogende katten. Infectie kan geschieden via bijtwonden, maar ook tijdens een normale, niet-agressieve ontmoeting. Kittens kunnen besmet worden door de moeder voor de geboorte, of erna via de moedermelk. Het virus leeft hooguit een paar uur buiten de kat.
Wat doet FeLV?
Het virus veroorzaakt verschillende wijzigingen bij de kat. Het is de grootste oorzaak van kanker bij katten. Het kan verschillende problemen veroorzaken in het bloed en het kan het immuniteitssysteem van de kat zo verzwakken dat normale, alledaagse bacteriën, virussen, schimmels, .... die een gezonde kat niet deren, plots tot een doodzieke kat leiden. Deze secundaire infecties zijn kenmerkend voor FeLV.
Vlak na de infectie is het normaal dat de kat geen tekenen van ziekte vertoont.
Er zijn twee stadia in FeLV. FeLV is aanwezig in het bloed (viremia) tijdens deze 2 stadia.
Primaire viremia is een vroeg stadium van de infectie. Sommige katten kunnen in dit stadium een immuniteitsreactie opbouwen welk het virus in het bloed elimineert en
Wat zijn tekenen van FeLV?
De gezondheid van de kat kan geleidelijk achteruitgaan, of ze kent periodes van ziekte afgewisseld met gezonde periodes. Soms komen pas jaren na de infectie tekenen van de ziekte naar boven:
slechte vachtconditie, koorts en slechte eetlust
bleek tandvlees, ontstekingen aan het tandvlees (gingivitis) en de mond (stomatitis), chronische of weerkerende infecties van de bovenste luchtwegen.
aanhoudende diarree
gezwollen lymfeklieren
diverse oogproblemen
langzaam maar aanhoudend gewichtsverlies
verschillende soorten kanker en bloedproblemen
spontane abortus of misvormde kittens
aanvallen, gedragsstoornissen of andere neurologische afwijkingen
Diagnose van FeLV
FeLV wordt aangetoont door het testen van een bloedstaal op antistoffen.
Positief
Aangezien zo goed als geen kat een infectie overwint, duidt de aanwezigheid van antistoffen op FeLV. Deze test wordt door alle veterinaire labo's uitgevoerd en bestaat ook in een kit voor dierenartsen of -klinieken. Aangezien vals-positieve resultaten voorkomen is het mogelijk dat de dierenarts dit resultaat wil bevestigen door een andere test.
Geïnfecteerde moederkatten geven antistoffen aan de kittens. Deze kittens kunnen tot maanden na de geboorte positief testen op FeLV, hoewel slechts een klein percentage van deze kittens ook effectief besmet zijn. Positief bevonden kittens onder de 6 maanden worden best hertest als ze ouder dan 6 maanden geworden zijn.
Negatief
Een negatieve test duidt op afwezigheid van antistoffen tegen FeLV. Meestal wil dit zeggen dat de kat niet besmet is. FeLV heeft een incubatietijd van 8 tot 12 weken of langer. In die periode zijn er geen of onvoldoende antistoffen in het bloed te vinden, terwijl de kat wel besmet kan zijn. In geval een vermoeden van besmetting bestaat (b.v. na een gevecht met een vreemde kat) is het best na 2 maanden nogmaals te testen.
Katten tegen het eindstadium van FeLV kunnen negatief testen omdat hun immuniteitssysteem zo verzwakt is dat het geen antistoffen meer produceert.
PCR (Polymerase Chain Reaction) testen detecteren genetisch materiaal van virussen. In geval van vermoeden van vals positief, bij (vals) positieve kittens of bij gevaccineerde katten kan deze (complexere en duurdere) test worden uitgevoerd om uitsluitsel te geven. Momenteel komen bij de PCR testen onaanvaardbaar veel vals positieve en vals negatieve uitslagen voor, zodat de methode (nog) niet aanbevolen kan worden.
Hoe vermijd ik dat mijn kat besmet wordt?
De enige manier om een infectie te vermijden is elk mogelijk contact met het virus vermijden. Kattenbeten zijn de belangrijkste manier van besmetting, dus de kat binnen houden - en weg van potentieel besmette (en agressieve) katten, maakt de kans op besmetting enorm klein. Voor de veiligheid van de aanwezige katten is het best alleen FeLV vrije katten aan de groep toe te voegen.
Er is een vaccin tegen FeLV. Niet alle gevaccineerde katten zijn beschermd tegen het virus, zodat het contact met het virus vermijden toch belangrijk blijft. Testen van een FeLV gevaccineerde kat op FeLV wordt ook behoorlijk lastig. Bespreek de voor- en nadelen met uw dierenarts alvorens uw kat(ten) te laten vaccineren.
Eén van mijn katten heeft FeLV... Wat nu?
Spijtig genoeg heeft uw kat lang genoeg in de groep geleefd voor de diagnose gesteld werd. Het risico dat uw andere katten reeds besmet zijn of een besmetting zullen oplopen, wordt door de aanwezigheid van een drager uiteraard groter. In dit geval laat u best uw andere katten ook testen. Ideaal scheidt u de positieve van de negatieve katten om het risico op besmetting te verkleinen. Als dit niet mogelijk is, en als u een sociale groep heeft waar niet gevochten wordt, dan is het risico op besmetting van de negatieve katten heel klein.
Wat doe ik met mijn FeLV positieve kat?
FeLV positieve katten dienen binnenshuis gehouden te worden om de kans op besmetting voor andere katten in de buurt te verkleinen en om het contact met vreemde organismen voor uw kat te beperken.
FeLV positieve katten dienen gecastreerd of gesteriliseerd te worden.
Ze zijn gebaat met een gebalanceerde, gezonde voeding. Rauw vlees of eieren kunnen gevaarlijk zijn aangezien (normaal onschadelijke) bacterien, parasieten of schimmels uw kat ziek kunnen maken.
Een regelmatige check-up bij de dierenarts (elke 6 maanden) is nodig om te zien hoe de gezondheid van de kat evolueert.
Bij wijzigingen in de persoonlijkheid van de kat, of bij tekenen van ziekten is het altijd aangewezen de dierenarts te contacteren.
Er zijn tot hiertoe geen bewijzen dat antivirale geneesmiddelen of immunomodulators een positieve invloed zouden hebben op het verloop van de ziekte. Soms kunnen met antivirale geneesmiddelen toch goede resultaten geboekt worden
Hoe lang ga ik mijn FeLV katje nog hebben?
Het is onmogelijk te voorspellen hoe lang een FeLV besmette kat nog te leven heeft. Mits de nodige zorgen en onder ideale omstandigheden kan een FeLV besmette kat nog jaren in relatief goede gezondheid doorbrengen. Als de kat reeds zwaar ziek geweest is t.g.v. de FeLV besmetting, of als ze constant koorts heeft of constant gewicht verliest, dan is zijn de vooruitzichten niet goed.
Na het overlijden van een FeLV positieve kat, is het verstandig alle spulletjes (eet- en drinkbakjes, bedjes, kattenbakken, speeltjes, ...) grondig te desinfecteren of te vervangen voor een nieuw katje in huis komt. Het virus zelf overleeft hooguit een paar uur buiten de kat, maar de bronnen van de secundaire infecties kunnen een gevaar vormen voor een nieuwkomertje. De nieuwe kat dient ook goed gevaccineeerd te zijn tegen de meest voorkomende infecties vóór ze in huis genomen wordt.
Kan ik besmet worden?
Nogmaals, niettegenstaande de vele overeenkomsten met HIV en AIDS, is FeLV soort-specifiek en besmet het alleen katten. Behoorlijk wat studies hebben niet kunnen aantonen dat FeLV besmettelijk zou zijn voor mensen.
Waarom zou ik mijn kat laten testen?
Het vroegtijdig vastellen van de infectie stelt u in staat om de gezondheid van uw kat zo goed mogelijk te houden en om gepaste maatregelen te nemen om te voorkomen dat de infectie meerdere katten treft. Een negatief resultaat betekent voor u een zorg minder.
Stichting fiv-felv kan steeds uw hulp gebruiken.
Feline Immunodeficiency Virus
Wat is Feline Immunoceficiency Virus (FIV)?
FIV wordt geclasseerd bij de lentivirussen ("trage" virussen) en hoort bij dezelfde retrovirusfamilie als Feline Leukemia Virus (FeLV). FIV en FeLV zijn wel twee verschillende virussen (andere vorm, genetisch andere opbouw, ziektebeeld is anders). Katten met FIV hebben soms ook FeLV.
Feline staat voor kat, Immunodefiency staat voor slechte werking van het immuniteitssysteem. Het virus veroorzaakt dus een minderwaardige werking van het immuniteitssysteem bij katten.
Hoewel FIV heel erg trekt op HIV (Humane Immunodefiency Virus) en het ziektebeeld bij katten veel gelijkenis vertoont met AIDS (Acquired Immune Defficiency Syndrome) bij mensen is FIV een soort-specifiek virus dat alleen katten besmet.
Hoe wordt een kat besmet?
Katten besmet met FIV komen wereldwijd voor. Bijten lijkt de meest efficiente manier te zijn om FIV te verspreiden. Katten die buitenlopen, en vooral agressieve mannelijke katten, lopen het meeste risico op een besmetting. Katten die binnenshuis leven lopen praktisch geen risico om besmet te worden. Ook een toevallige, niet-agressieve ontmoeting, zelfs met likjes of sex, houdt zeer weinig risico voor besmetting in. Slechts zelden worden kittens besmet door hun (FIV positieve) moeder. De besmetting gebeurt dan vermoedelijk tijdens de bevalling of tijdens het zogen.
Wat doet FIV?
Geïnfecteerde katten kunnen gedurende jaren geen tekenen van ziekte vertonen. Na verloop van tijd echter wordt het immuniteitssysteem van de kat zo zwak dat normale, alledaagse bacteriën, virussen, schimmels, .... die een gezonde kat niet deren, plots tot een doodzieke kat leiden. Deze secundaire infecties zijn kenmerkend voor FIV.
Wat zijn tekenen van FIV?
In het vroege stadium van de infectie nestelt het virus zich in de nabijgelegen lymfeknopen, waar het zich vermenigvuldigd in witte bloedcellen (T-lymphocytes). Vervolgens verspreidt het virus zich naar de andere lymfeknopen in het lichaam. Dit resulteert in gezwollen lympfeklieren, gewoonlijk tijdelijk en soms gepaard met koorts. Dit stadium gaat vaak ongemerkt voorbij.
De gezondheid van de kat kan geleidelijk achteruitgaan, of ze kent periodes van ziekte afgewisseld met gezonde periodes. Soms komen pas jaren na de infectie tekenen van de ziekte naar boven:
slechte vachtconditie, koorts en slechte eetlust
ontstekingen van het tandvlees (gingivitis) en de mond (stomatitis), chronische of weerkerende infecties van de huid, blaas, bovenste luchtwegen.
aanhoudende diarree
een scala aan oogproblemen
langzame maar aandhoudend gewichtsverlies
verschillende soorten kanker en bloedproblemen
spontane abortus of misvormde kittens
aanvallen, gedragsstoornissen of andere neurologische afwijkingen
Diagnose van FIV
FIV wordt aangetoont door het testen van een bloedstaal op antistoffen.
Positief
Aangezien zo goed als geen kat een infectie overwint, duidt de aanwezigheid van antistoffen op FIV. Deze test wordt door alle veterinaire labo's uitgevoerd en bestaat ook in een kit voor dierenartsen of -klinieken. Aangezien vals-positieve resultaten voorkomen is het mogelijk dat de dierenarts dit resultaat wil bevestigen door een andere test.
Geïnfecteerde moederkatten geven antistoffen aan de kittens. Deze kittens kunnen tot maanden na de geboorte positief testen op FIV, hoewel slechts een klein percentage van deze kittens ook effectief besmet zijn. Positief bevonden kittens onder de 6 maanden worden best hertest als ze ouder dan 6 maanden geworden zijn.
Negatief
Een negatieve test duidt op afwezigheid van antistoffen tegen FIV. Meestal wil dit zeggen dat de kat niet besmet is. FIV heeft een incubatietijd van 8 tot 12 weken of langer. In die periode zijn er geen of onvoldoende antistoffen in het bloed te vinden, terwijl de kat wel besmet is. In geval een vermoeden van besmetting bestaat (b.v. na een gevecht met een vreemde kat) is het best na 2 maanden nogmaals te testen.
Katten tegen het eindstadium van FIV kunnen negatief testen omdat hun immuniteitssysteem zo verzwakt is dat het geen antistoffen meer produceert.
PCR (Polymerase Chain Reaction) testen detecteren genetisch materiaal van virussen. In geval van vermoeden van vals positief, bij (vals) positieve kittens of bij gevaccineerde katten kan deze (complexere en duurdere) test worden uitgevoerd om uitsluitsel te geven. Momenteel komen bij de PCR testen onaanvaardbaar veel vals positieve en vals negatieve uitslagen voor, zodat de methode (nog) niet aanbevolen kan worden.
Hoe vermijd ik dat mijn kat besmet wordt?
De enige manier om een infectie te vermijden is elk mogelijk contact met het virus vermijden. Kattenbeten zijn de belangrijkste manier van besmetting, dus de kat binnen houden - en weg van potentieel besmette (en agressieve) katten, maakt de kans op besmetting enorm klein. Voor de veiligheid van de aanwezige katten is het best alleen FIV vrije katten aan de groep toe te voegen.
Er is een vaccin tegen FIV beschikbaar in de Verenigde Staten en enkele andere landen. Het is nog niet beschikbaar in België en de doeltreffendheid is nog niet bewezen. Testen van een FIV gevaccineerde kat op FIV wordt hierdoor ook onmogelijk.
Eén van mijn katten heeft FIV... Wat nu?
Spijtig genoeg heeft uw kat lang genoeg in de groep geleefd voor de diagnose gesteld werd. Het risico dat uw andere katten reeds besmet zijn of een besmetting zullen oplopen, wordt door de aanwezigheid van een drager uiteraard groter. In dit geval laat u best uw andere katten ook testen. Ideaal scheidt u de positieve van de negatieve katten om het risico op besmetting te verkleinen. Als dit niet mogelijk is, en als u een sociale groep heeft waar niet gevochten wordt, dan is het risico op besmetting van de negatieve katten heel klein.
Wat doe ik met mijn FIV positieve kat?
FIV positieve katten dienen binnenshuis gehouden te worden om de kans op besmetting voor andere katten in de buurt te verkleinen en om het contact met vreemde organismen voor uw kat te beperken.
FIV positieve katten dienen gecastreerd of gesteriliseerd te worden.
Ze zijn gebaat met een gebalanceerde, gezonde voeding. Rauw vlees of eieren kunnen gevaarlijk zijn aangezien (normaal onschadelijke) bacterien, parasieten of schimmels uw kat ziek kunnen maken.
Een regelmatige check-up bij de dierenarts (elke 6 maanden) is nodig om te zien hoe de gezondheid van de kat evolueert.
Bij wijzigingen in de persoonlijkheid van de kat, of bij tekenen van ziekten is het altijd aangewezen de dierenarts te contacteren.
Er zijn tot hiertoe geen bewijzen dat antivirale geneesmiddelen of immunomodulators een positieve invloed zouden hebben op het verloop van de ziekte. Soms kunnen met antivirale geneesmiddelen toch goede resultaten geboekt worden
Hoe lang ga ik mijn FIV katje nog hebben?
Het is onmogelijk te voorspellen hoe lang een FIV besmette kat nog te leven heeft. Mits de nodige zorgen en onder ideale omstandigheden kan een FIV besmette kat nog jaren in relatief goede gezondheid doorbrengen. Als de kat reeds zwaar ziek geweest is t.g.v. de FIV besmetting, of als ze constant koorts heeft of constant gewicht verliest, dan is zijn de vooruitzichten niet goed.
Na het overlijden van een FIV positieve kat, is het verstandig alle spulletjes (eet- en drinkbakjes, bedjes, kattenbakken, speeltjes, ...) grondig te desinfecteren of te vervangen voor een nieuw katje in huis komt. Het virus zelf overleeft hooguit een paar uur buiten de kat, maar de bronnen van de secundaire infecties kunnen een gevaar vormen voor een nieuwkomertje. De nieuwe kat dient ook goed gevaccineeerd te zijn tegen de meest voorkomende infecties vóór ze in huis genomen wordt.
Kan ik besmet worden?
Nogmaals, niettegenstaande de vele overeenkomsten met HIV en AIDS, is FIV soort-specifiek en besmet het alleen katten. Behoorlijk wat studies hebben niet kunnen aantonen dat FIV besmettelijk zou zijn voor mensen.
Waarom zou ik mijn kat laten testen?
Het vroegtijdig vastellen van de infectie stelt u in staat om de gezondheid van uw kat zo goed mogelijk te houden en om gepaste maatregelen te nemen om te voorkomen dat de infectie meerdere katten treft. Een negatief resultaat betekent voor u een zorg minder.
In België zet Buddykat zich actief in voor (onder andere) FIV positieve katten. U vindt op hun website behoorlijk wat informatie over FIV en hoe u ze kan steunen.
In Nederland is Stichting fiv-felv actief voor FIV positieve katten .
© 2014 - 2015 Cattery-het-bengeltje.jouwweb.nl
Gratis gemaakt met JouwWeb

Maak jouw eigen website met JouwWeb